Rechts van het SMAK museum ligt een blank stuk grond van 2750 vierkante meter beton. Dit is de rest van de afbraak van Hal 6 van de expositiehal. De betonplaat werd nu verwijderd en vruchtbare grond gestort. Na de winter wordt dan gras en andere planten gezaaid evenals bomen geplant. Zo zal het citadelpark in 2024 2750 vierkante meter groener zijn.
De ‘Europese Dag van de Nationale Parken’ vindt jaarlijks plaats op 24 mei en is een initiatief uit 1999 van de EUROPARC Federatie ter ere van de beschermde natuurgebieden in Europa en als eerbetoon aan het eerste Nationale Park in 1909 in Zweden.
Nationaal Park Hoge Kempen in de provincie Limburg, is het eerste Nationaal Park in België! Het is een uniek natuurgebied waar meer dan 12 000 ha aan natuurpracht. https://www.nationaalparkhogekempen.be/nl
Nationale parken in Vlaanderen
In 2006 opende het Nationaal Park Hoge Kempen in de provincie Limburg. Maar het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide is sinds 2001 een grensoverschrijdend natuurgebied in de Nederlandse provincie Noord-Brabant en de provincie Antwerpen. Enkel in Nederland heeft het Grenspark de status van nationaal park. In 2019 kondigde de Vlaamse regering-Jambon aan om vier nieuwe nationale parken op te richten in Vlaanderen.
In S.M.A.K. vieren we op zondag 23 april het erfgoed van morgen. Het thema van Erfgoeddag dit jaar is Beestig! Bij ons kan je kiezen tussen drie activiteiten:
· 10:30-12:30: Beestige kunstmatinee voor families, ga creatief aan de slag met het hele gezin.
· 11:00-12:00: Beestig verhalenparcours voor kinderen, vanaf 4 jaar.
· 13:00/14:30/16:00: Instaprondleiding voor volwassenen, ga samen met onze gids op zoek naar ecologische thema’s in de kunstwerken van Rose Wylie.
Sakala gegoten door K. Steyaert in Citadelpark Het Citadelpark staat vol met kunstmatige rotsen, maar op één ervan, aan de vijver met de vergane zonnebloemen, zit een zwart manneke. Het gedenkteken “Het Moorken” stond oorspronkelijke op een voorlopige plaats tussen de grote vijver en de normaalschool. Op 17 februari 1902 werd het daar weggenomen en geplaatst op de top van de rots aan de kleine vijver in plaats van de duiventil. Aan de voet van het oorspronkelijke monument lagen verscheidene bronzen voorwerpen: o.a. een schild met 2 speren, een landkaart en 2 kruiken. Deze werden weinige tijd later reeds gestolen. We zien ook nog het oorspronkelijke bronzen medaillon met lauwerkrans en linten en de hoofden van de gebroeders Vandevelde. Op de rots eronder staan hun naam, de plaats en het jaar van overlijden vermeld (Jos.Ganguila 1882- Liev. Leopoldville 1888- Vandevelde). Heel bovenaan is het beeld van de zingende jonge neger, Sakala, geplaatst, in brons gegoten door K. Steyaert uit Gent. Beeld is gemaakt door Louis (Lodewijk) Mast (1857-1901). Het jongetje bezingt de bevrijding van Kongo en begeleidt zich daarbij op een inlands instrument, een sanza, d.i. een ideofoon die de vorm heeft van een houten kistje met metalen toetsen. Eigenlijk is dit het Gebroeders Van de Velde-monument. Jozef & Lieven Van de Velde uit Gent hebben beide een rol gespeeld in de kolonisatie van Congo. Ze hebben er onderhandelingen gevoerd met de opperhoofden, wegen laten aanleggen en ziekenhuizen laten bouwen. Jozef stierf er echter aan galkoorts. Zijn broer Lieven bleef van Congo houden en bracht bij één van zijn ‘vakanties’ in Gent een Afrikaantje mee. Sakala was de naam van het manneke en hij leerde blijkbaar razendsnel de taal en de gewoonten van onze Westerse wereld aan. Enkele jaren later neemt Lieven de jongen terug mee en bezorgt hem terug aan zijn ouders. Maar nauwelijks een jaar later sterft ook Lieven in Leopoldstad. Onmiddellijk na de dood van de oudste broer werd een comité gesticht voor het oprichten van een gedenkteken. Het initiatief ging uit van de “Bond van gewezen onderofficieren van het Belgisch leger”. Het monument was enkele maanden later klaar en op 22 juli 1888 werd het memoriaal plechtig overgedragen aan het stadsbestuur. Een lid van het comité hield de gelegenheidstoespraak en bejubelde “de grootse en edele taak van de Belgen in Kongo” en het beschavingswerk.
De gebroers Vandevelde woonden aan Kort Onderbergen die in 1889 werd herdoopt in Gebroeders Vandeveldestraat en in 1905 verlengd tot aan de Annonciadenstraat. De gebroers Vandevelde maakten deel uit van de eerste pioniers die in Kongo hun leven lieten. Jozef Vandevelde (1855-1882) vertrok in 1882 met een expeditie naar Kongo, maar overleed er enkele maanden later aan galkoorts. Het is zijn broer Lieven Vandevelde (1850-1888), luitenant van de artillerie, die in 1884 Sakala (°1874), de zoon van een negervorst, mee naar Gent bracht als een levend bewijs van zijn succesvolle ontdekkingsexploten. Sakala mocht in Gent naar de Middelbare School waar men zich erover verbaasde hoe snel hij zich “civiliseerde”. In 1887 keerde Lieven terug naar Kongo en nam Sakala terug mee. Lieven overleed er aan koorts op 7 februari 1888. Sakala werd er aan zijn lot overgelaten. Smeekbrieven aan het Gentse front mochten niet baten. Sakala was hier niet meer welkom. “Il finit tristement” luidde het droge commentaar in sommige kranten. Er bestaan opvallend veel mooie portretten van de jonge Sakala, waaronder een foto van Edmond Sacré en een schilderij van Gustave Vanaise van 1886 aanwezig in het stedelijk museum te Leuven.
Van 1838 tot 1841 combineerde hij zijn werk met een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Daar werd hij in 1843 leraar. In 1846 krijgt hij een officiële opdracht van de regering voor het schilderen van een Ecce Homo.
Dankzij de generositeit van architect Velleman, een grote mecenas uit die periode, kan Canneel van 1848 tot 1850 een studiereis ondernemen naar Frankrijk en Italië. Volgens Arthur Suys (zie bronnen) komt hij in Rome in contact met de Duitse en Oostenrijkse kunstenaarsgroep de Nazareeners , die zich groeperen in het verlaten Franciscanenklooster San Isodoro. Dit contact zou hem een grote invloed op hem hebben. Later zal Canneel ook een studiereis maken naar München, Duitsland. De verscheidene muurschilderingen die hij maakt zijn in een aan de Nazareeërs verwante stijl. Bij die muurschilderingen gebruikt hij de klassieke frescotechniek waarbij kleurpigmenten op een verse en natte pleisterlaag worden aangebracht. Hij combineert deze techniek regelmatig met encaustic, waarbij warme was als bindmiddel voor de pigmenten wordt aangewend..
Bij zijn terugkeer in 1850 wordt hij gevierd, en benoemd tot directeur van de Gentse Academie. Hij blijft nog een aantal jaren verder lesgeven. In 1855 roept Canneel de Driejaarlijkse Grote Prijs in het leven, die om beurt voor tekenen en beeldhouwen zal worden uitgereikt. De laureaat krijgt gedurende drie jaren een beurs van duizend frank en kan daarmee studeren aan een academie naar keuze.
Vanaf 1857 werkt hij gedurende vijf jaar aan de muurschilderingen van de Heilige-Kerstkerk te Gent. Van 1864 tot 1874 maakt hij in tien taferelen een muurschildering over het leven van de patroonheilige Sint-Martinus in de gelijknamige kerk te Burst, Oost-Vlaanderen.
In 1863 start hij met een immense opdracht: de fresco’s, die de volledige wanden van de Sint-Annakerk te Gent versieren en ongeveer 4000m2 meter beslaan. Volgens Arthur Suys zou uit zijn brieven blijken dat hij al eind 1862 zou begonnen zijn. Voor deze reusachtige muurschilderingen maakt hij voorstudies op karton. Ze worden door zijn helper Vital Sterck aangezet.
Voor de plechtige inhuldiging op 22 december 1873 van de muurschilderingen van het koor en de eerste twee zijkapellen geeft Théodore Canneel een tweetalige brochure uit ‘Verklaring der onderwerpen voorgesteld in de muurschilderingen, uitgevoerd in de parochiale kerk van Sint-Anna door de heer Th. J. Canneel, kunstschilder te Gent’. Bij zijn dood op 17 mei 1892 blijven nog drie kapellen onafgewerkt over. Théophile Lybaert, leerling van Canneel en leraar aan de academie van Gent, wordt met de afwerking ervan belast. Voor de uitvoering ervan baseert Lybaert zich op de schetsen van Canneel en drie jaren later zijn de werken voltooid.
In 1869 wordt hij Inspecteur van de Tekenscholen en de Academies van België (Staatsinspecteur van de tekenschool van de beide Vlaanderen). Hij zetelt ook in de jury van verschillende academies.
Voor zijn verdiensten werd hij benoemd tot officier in de Leopoldsorde, de hoogste Belgische onderscheiding. https://nl.wikipedia.org/wiki/Th%C3%A9odore-Joseph_Canneel
Norbert Rosseau
1907-1975 Componist.
Norbert Rosseau werd geboren in een artistieke familie. Zijn moeder Stella Lussie, een volleerd pianiste, en zijn vader Maximilian, elektricien, violiste, circusartiest en muzikale clown, werkten voor een variétégezelschap dat door Italië toerde. Op jonge leeftijd kreeg Norbert vioolles van zijn vader. Toen woi uitbrak bleven ze uit noodzaak in Italië. Hier kreeg Rosseau vioolles van Armando di Piramo (eerste leerstoelviolist voor het Monte Carlo orkest, later dirigent van het gerenommeerde zigeunerorkest en jazzpionier.) Rousseau was 8 toen hij voor het eerst optrad. Zijn algemene opleiding bestond uit thuisonderwijs en zelfstudie.
Op twaalfjarige leeftijd begon hij compositie te studeren als privéstudent van Giuseppe Mulè, die op dat moment directeur was van het conservatorium in Palermo. In 1925 volgde Rosseau zijn leraar naar Rome, waar Mulè directeur was geworden van het Conservatorio di Santa Cecilia. Rosseau begon zijn studie italiaanse literatuur en geschiedenis van oude muziek en nam daarna, nog als privéstudent, pianolessen van Renzo SIlvestri, orgellessen van Fernando Germani en fuga van Cesare Dobici. In 1929 behaalde Rousseau zijn diploma voor compositie. In datzelfde jaar volgde hij afrondingscursussen bij Ottorino Respighi en voltooide hij een dirigeerstage bij het Filharmonisch Orkest van Rome, waar hij routinematig optrad als solist.
In 1932 werd Rousseau opgeroepen om zijn militaire dienst in België te vervullen en keerde zijn familie terug naar Gent. In 1940 wond hij zijn hand in actie, wat een einde maakte aan zijn carrière als concertviolist. Vanaf dat moment richtte hij zich op het componeren.
Componist
Al voor het uitbreken van WOII liep hij voorop in het experimenteren met elektronische compositie en twaalftoonstechniek. Toen in 1963 het Instituut voor Psychoakoestiek en Elektronische Muziek werd opgericht, begon hij lessen te nemen bij Lucien Goethals.
Het opus van Noberts Rousseau bestaat uit 121 werken. Uit zijn portfolio blijkt een brede belangstelling voor stijlperiodes, compositiestijlen, poëzie en literatuur. Hij componeerde voor solisten, koor en orkest, kamermuziek, oratoria, liedcycli, missen, passies, balletten, de opera Sicilienne en stukken met elektronica en verschillende stukken voor kleinere arrangementen.
Hij was evenzeer gefascineerd door de oude kerk modi, de gregoriaanse en de Griekse monodie als door elektronische en Musique concrète. Een voorbeeld van dat laatste is zijn Electronische Mis (1967), dat in de basis opnames gebruikt van jongensstemmen, een kristallen bokaal en druipende waterdruppels.
De Passie volgens Matthäus is een koorpassie in de stijl van Jacob Obrecht en Orlandus Lassus, zonder solisten.
De Passie volgens Matteüs
Rosseau was een zeer religieus man die dit liet zien door zijn grote interesse in religieuze muziek. In de jaren zestig groeide er een intense samenwerking met de Schola Cantorum van de Sint-Baafskathedraal in Gent. De dirigenten van dit kathedraalkoor, Noël Van Wambeke en Pros Goethals, wezen Rosseau erop dat het Tweede Vaticaans Concilie een belangrijke (r)evolutie in de kerkmuziek zou veroorzaken, door de overgang van het Latijn naar de volkstaal. Rosseau wilde deel uitmaken van de liturgische modernisering en componeerde op hun verzoek enkele werken met Nederlandse teksten voor de kathedraal. Twee van deze composities zijn Passies, een volgens Johannes en de andere volgens Matteüs.
Rosseau werkte van 1969 tot 1975 aan dat laatste. Hij koos voor een koorpassie, in de stijl van de Vlaamse polyfonisten Jacob Obrecht en Orlandus Lassus. Het hele koor zingt alle teksten, er zijn geen solisten. Een koorpassie zoekt naar de delicate balans tussen de verhalende delen van de verteller, de dialoog tussen de verschillende personages en de turba-delen. Geen eenvoudige taak zonder solisten bij de hand!
Tekst over de Passie volgens Mattheüs: cd folder met de cd Het Passieverhaal volgens Matteüs van Robert Rosseau gezongen door Goeyvaerts Consort o.l.v. Marc Michael De Smet.
Koorwerken (selectie)
Stabat Mater (1957) voor gemengd koor, luister ernaar haare.
La Messe des morts (1959) voor SATB, luister ernaar haare.
Mattheuspassie (1969-1975) voor SATB, beluister de video hieronder.
Deel uit de Passion volgens Matthew by Aquarius onder leiding van Marc Michael De Smet
Studeerde aan de Weense kunstacademie onder Waldmüller en vervolgde vervolgens zijn studie in Parijs en op zijn reizen. Vanaf 1868 verbleef hij permanent in Wenen, waar hij naast dierenstukken en genreschilderijen ook portretten schilderde. Zijn “Kind met een hond” is opgenomen in de Belvedere Gallery. Eugen Felix was een leerling van Ferdinand Georg Waldmüller rond 1852 en van Carl Rahl voor 1859. Rond 1859 kreeg hij in Parijs een verdere artistieke opleiding in het atelier van Léon Cogniet. In 1865 keerde Felix terug naar Wenen na een grote reis door Europa. Vanaf 1866 nam hij er regelmatig deel aan kunsttentoonstellingen. Later werd hij lid van de Wiener Künstlerhaus-Genossenschaft, waarvan hij in de jaren 1874-1876, 1888-1890 en 1896-1898 voorzitter was. Ook werkte hij een tijdlang als bibliothecaris van het Weense Künstlerhaus.
Aanvankelijk richtte hij zich op kerkschilderkunst en genreschilderkunst. Werken uit deze periode waren onder andere Der erste Freund im Belvedere zu Wien, Das Maleratelier, Die kleinen Gratulanten, Der Falkenier. Later wendde hij zich tot de mythologische schilderkunst (De Bacchanten) en het portret, dat hij, ondersteund door een aangename kleuring en elegant ontwerp, met speciaal geluk cultiveerde onder de aristocratie en de hoge financiële wereld.
zoon van Samuel Hanssens en Marie Antoinette Sergeant. Zij lieten hem als Carolus Livinus Josephus Hanssens dopen in de Gentse Sint-Niklaasparochie. Zijn broer Joseph Hanssens werd dirigent van de Opera van Gent.
Zijn muziekopleiding begon in zijn geboorteplaats Gent. Hij trok naar Parijs om er een jaar harmonieleer te studeren bij Henri Montan Berton. Hij keerde terug naar Gent om er lessen te nemen bij zijn broer Joseph-Jean Hanssens en bij Ambroise Femy. Zijn dirigentschap begon in 1802 in een Gents amateurtheater, het Théâtre de Rhétorique. Hij ging werken bij het gezelschap Mademoiselle Fleury, dat ook wel in Nederland uitvoeringen gaf. In 1804 was hij te vinden in Antwerpen, maar keerde weer snel terug naar het Théâtre de Rhétorique, waar hij tot 1825 actief bleef. Hij volgde in dat jaar Charles Borremans op als dirigent van het orkest van de Koninklijke Muntschouwburg, waarin zijn neef Charles Hanssens “jeune”, de zoon van zijn broer Joseph, solocellist was. In 1826 behoorde hij tot de oprichters van de ‘Société d’Apollon’, een vereniging voor wederzijdse ondersteuning van musici.
Vanaf 1827 was hij daarnaast dirigent bij het hoforkest van koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, die hem een jaar later aanstelde als directeur van de Koninklijke Muziekschool in Brussel. Bij de Belgische Revolutie van 1830 werd hij als orangist beschouwd, omdat hij te positief bleef over zijn broodheer, de Nederlandse koning. Hij werd gearresteerd en moest zijn functie bij de Muntschouwburg opgeven. In 1835 mocht hij er terugkeren om in 1838 opnieuw ontslagen te worden. In 1840 trad hij voor de derde keer aan bij het Koninklijke Munttheater, nu als een van de drie directeuren (naast Louis Jansenne, Charles Guillemin en Louis Van Caneghem) en als investeerder. Die investering liep slecht af en hij stierf in armoede aan een beroerte. https://nl.wikipedia.org/wiki/Charles_Liévin_Joseph_Hanssens
Hij componeerde de opera’sAlcibiade, La partie de trictrac ou la belle-mère, Les dots en Le solitaire de Formentera en een aantal religieuze werken zoals missen, motetten en een cantate. Ook het gelegenheidswerkje Le vingt quatre août voor de verjaardag van Willem I is door hem geschreven. Zijn Grande fantaisie no. 6 sur different motifs was in de jaren vijftig van de 19e eeuw populair in Den Haag en werd door dirigent François Dunkler jr. menigmaal op de lessenaar gezet.
Gustaaf Den Duyts
Gent, 22 oktober 1850 – Elsene 13 februari 1897 Vlaamse kunstschilder,
geboren in een kunstminnende familie. Zijn vader was de tekenaar Charles Den Duyts. Zijn grootvader Frans Den Duyts werd in 1824 aangewezen als Bewaarder der Verzamelingen van de (pas opgerichte) Gentse Hogeschool en in 1832 als Bewaarder van het Kabinet van Gedenkpenningen en Oudheden van de Gentse Universiteit.
Gustave Den Duyts huwde in 1895. Op 5 april 1897 werd zijn dochter geboren.
Reeds van kleins af kwam Den Duyts’ tekenaarstalent tot uiting maar hij heeft nooit academie gelopen, en was dus een echte autodidact: thuis opteerde men voor een loopbaan in nijverheid of administratie, maar op 23-jarige leeftijd koos Den Duyts voor de schilderkunst.
In 1874 nam hij voor het eerst deel aan het Driejaarlijkse Salon van Gent. Hij had een atelier in de Drabstraat, de straat waar ook kunstschilder Ferdinand Willaert tot zijn dood heeft gewoond. Met kunstschilder Jean Delvin, directeur van de Gentse Academie voor Schone Kunsten, deelde hij het gebruik van het tuinhuis nr. 36, en bleef dit atelier behouden tot zijn overlijden in 1897.
Zijn grafisch werk werd snel opgemerkt. De etsen “Hoeve in Vlaanderen” en “Boerenstulp te Groenendael” bezorgden hem in 1875 een prijs in de wedstrijd uitgeschreven door het tijdschrift “Journal des Beaux-Arts”. Op de Vijfde Tentoonstelling van de Vereniging der Gentsche Kunstoefenaren, waar hij samen met Jean Delvin exposeerde, oogstte zijn schilderkunst daarentegen slechte kritiek wegens te modern: “onbepaalde vormen en (kleur)vlekken”, die de toeschouwers ertoe dwingen de ogen halfdicht te knijpen om de voorstelling te ontwaren…” Door deze vaagheid kan hij beschouwd worden als een voorloper van het Vlaams impressionisme.
Reeds vóór 1880 bekwaamde Gustave Den Duyts zich verder door de studie in het Kunstgenootschap en in de Cercle Artistique et Littéraire te Gent, waar hij nauwe contacten heeft met Jean Delvin en Armand Heins, en onder anderen ook Fernand Scribe[1] leerde kennen. Ze zouden samen uitgroeien tot de voornaamste leden van het Gentse kunstleven in de jaren 1870.
Gustave Den Duyts had reeds vroeg succes in het buitenland en won een medaille op het Salon van Parijs in 1877.
In 1881 verwierf het Museum van Gent zijn “Panoramisch zicht der stad Gent”.
In 1883 deed Den Duyts een longontsteking op, die zou ontaarden in longtering; een slepende ziekte tot aan zijn dood in 1897. Omdat hij zich in zijn eigen stad onbegrepen begon te voelen, verliet hij in 1887 Gent om zich in Brussel te vestigen; zijn atelier in de Gentse Drabstraat bleef hem evenwel voorbehouden.
Regelmatig bleef hij meewerken aan de Driejaarlijkse Salons van Gent, zo in 1892 en 1895. In 1892 verwierf hij het ere-diploma van het Dresdner Kunstgenossenschaft n.a.v. de derde internationale tentoonstelling van aquarellen, etsen, pastels en tekeningen.
Gustave Den Duyts was een veelzijdig kunstenaar: zowel technisch schilderen als etsen en gevarieerd tekenen kwamen bij hem aan bod.
Geboren in Gent, werd hij aangetrokken door Gentse, later door Brusselse stadsgezichten. We kunnen hem in dit genre terecht vergelijken met Ferdinand Willaert, Carolus Tremerie en Albert Baertsoen. Met deze laatste – van wie hij trouwens vriend en leraar was – heeft hij een weemoedig luminisme gemeen.
Liever dan de stad zelf, was hem de periferie. Vaak was hij te vinden in het zuidwestelijke deel van Gent dat naar Drongen en Afsnee leidde : de Assels. Daar werkten nog schilders zoals Rodolphe Wytsman, Julius Van de Walle en Armand Heins. Veel van deze werken zijn te situeren tussen 1877 en 1880. De einder in die werken is meestal bekroond met een kerktoren, een paar huizen, soms een molen.
Het grootste deel van zijn oeuvre zijn landschappen. De velden, de bossen, de bomen, de rivieren, de oevers ervan, de vijvers, de boswegen… …vaak met een ondergaande zon of een opkomende maan. Typisch is dat de werken vaak te situeren zijn in de herfst of in de winter.
Den Duyts schildert onmiddellijk raak, herneemt zich niet of zelden. De bomen in zijn landschappen zijn meestal kaal, staan skeletachtig en gestileerd in hun omgeving. De werkwijze waarop hij die bomen schildert, verraden dat hij een uiterst vaardige etser is. Zijn schilderijen zijn vlekkerig, kleur naast kleur, nooit strak gedetailleerd; als er menselijke of dierlijke figuren op voorkomen, dan zijn ze niet afgelijnd, lossen als het ware op.
Zijn inspiratiebron was vooral dus het Gentse, met daarnaast het Brabantse platteland, een enkele maal de stad Luik en de kust. Naar de kust –meestal Oostende– ging hij om gezondheidsredenen. Zijn “Panoramisch zicht van de stad Gent”, aangekocht in 1881 door het Museum voor Schone Kunsten van Gent, had een grote invloed op kunstenaars zoals Albert Baertsoen en Georges Buysse.
Een genre dat hij pas begint in 1889 is het portret. Een ander thema dat hij met veel technische vaardigheid benaderde, zijn de bloemen met accessoires. Deze werken maakte hij in zijn atelier, als hij weerhouden door zijn ziekte, niet buiten kon. https://nl.wikipedia.org/wiki/Gustave_Den_Duyts
Paul Bergmans
1868-1935 was bibliothecaris van de Universiteit Gent en muziekhistoricus.
Geboren in Gent op 23 februari 1868. Hij begon op vrijwillige basis aan de Universiteitsbibliotheek Gent, dertien jaar oud, terwijl hij studeerde aan het Atheneum van Gent. Zijn eerste publicatie, in de Messager des sciences historiques (1884), kwam uit toen hij zestien was. In 1887 studeerde hij af als doctor in de wijsbegeerte en kandidaat in de rechten. In 1892 werd hij benoemd tot assistent-bibliothecaris van de Gentse universiteitsbibliotheek. In 1912 was hij gepromoveerd tot eerste onderbibliothecaris en in dat jaar werd hij corresponderend lid van de Académie Royale de Belgique. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd hij hoofdbibliothecaris van de universiteit en volwaardig lid van de koninklijke academie. Ondertussen was hij de eerste persoon die een leerstoel muziekgeschiedenis bekleedde aan een Belgische universiteit.
Toen de Universiteit Gent in 1929 een Nederlandstalige instelling werd, kon Bergmans geen college meer geven. Hij begon geschiedenis en heraldiek te doceren aan de Ecole des Hautes Études de Gand. In 1933 trok hij zich terug uit de bibliotheek en kreeg van de universiteit de status van emeritus hoogleraar.
met Joseph Casier, L’art ancien dans les Flandres (3 dln., 1914, 1921 en 1922)
Variétés musicologiques (3 dln., 1891, 1901 en 1919)
La typographie musicale en Belgique au XVIe siècle (1929)
Armorial de Flandre au XVIe siècle (1919).
Familie De Vigne
Unieke Gentse familie, gesitueerd in de context van hun tijd
Met een drie dagen durend feest werd in september 1863 het standbeeld van Jacob van Artevelde op de Gentse Vrijdagmarkt onthuld. Het hoogtepunt was de tweede dag, maandag 14 september, toen koning Leopold I met familie en gevolg plaatsnam op de ereplaats der hoofdtribune. Hierbij werd de “Arteveldecantate” van Napoleon Destanberg, op toon gezet door François-Auguste Gevaert, ten gehore gebracht door zo’n 1200 uitvoerders; François Boulanger maakte er een schilderij van. Hij was een leerling van Eduard De Vigne, het Arteveldstandbeeld was van de hand van diens broer Pieter. Samen hun broer Felix vormden ze de meest markante leden van de eerste kunstenaarsgeneratie der familie De Vigne.
In oorsprong is de familie geen Gents geslacht: hun roots liggen in het Franse Alquines (Pas-de-Calais): aldaar kwam op 22 augustus 1728 de landbouwer Antoine des vignes te overlijden. Hij liet (onder meer) een zesjarige zoon na: Antoine junior of Antonius. Het is deze Antonius die op 8 juni 1752 in de Gentse Sint-Baafskathedraal huwt met Maria Verheggen en als beroep ‘mode-handelaar’ opgeeft. Het koppel had maar liefst twaalf kinderen en één ervan, Ignatius, werd ‘decoratieschilder’. Hij huwde in 1804 met Maria Van Troostenberghe en samen hadden ze zeven kinderen. De vier jongens hiervan opteerden allen voor een kunstloopbaan: Felix (1806-1862) en Eduard (1808-1866) als schilder, Pieter (1812-1877) als beeldhouwer en Alexander (1814-1869) als musicus (werkzaam bij het gezelschap van de Gentse opera – deze wordt echter in dit artikel niet nader beschouwd).
FELIX DE VIGNE
De vier broers werden allen geboren ten tijde van het Napoleontisch bewind. Aanvankelijk was er sprake geweest van een economische heropbloei van onze gewesten, waardoor er een nieuwe burgerij tot stand kwam. Vele van deze nieuwe bourgeois waren snel rijk geworden door te speculeren met assignaten of door leveringen aan het Franse leger. We mogen vermoeden dat dit ook het geval is geweest bij de familie De Vigne, anders valt hun snelle klim op de maatschappelijke ladder in deze periode moeilijk te verklaren. Een prototype van zo’n nieuwe rijke was ook Lieven Bauwens, van wie later Pieter De Vigne een standbeeld zal vervaardigen.
Ten gevolge van de economische catastrofe die volgde op de blokkade door Engeland verbleekte echter de ster van Napoleon en hieronder leden ook de nieuwe rijken. Lieven Bauwens ging failliet en week uit naar Parijs, anderen bleven hier en zij waren het die de Hollandse vorst Willem van Oranje met open armen inhaalden. Hij stelde hen niet teleur en al ras kende Gent een nieuwe economische bloei.
Opgeleid als neoclassicus
Tegelijkertijd voerde Willem van Oranje een aanmoedigingspolitiek ten aanzien van de Belgische kunstenaars. Daar de kopers alhier dezelfde waren als tijdens de Franse bezetting -de nieuwe bourgeoisie- hoeft het ons dan ook niet te verwonderen dat nèt die kunstenaars die onder Napoleon groot waren geworden ook nu bleven schitteren en het niet tot een stijlbreuk -zo kenmerkend in de kunst bij radicale politieke verschuivingen- kwam: ook nu bleef het tijdens de Franse periode opgekomen neoclassicisme, ’the poetry of the form’, toonaangevend. Tekenend hiervoor is de carrière van Joseph Paelinck: na opgeleid geweest te zijn bij de hofschilder van Napoleon, Louis David, kreeg hij in de Hollandse tijd de opdracht Willem I te portretteren. Om dit werk tot een goed einde te brengen, verhuisde hij naar Brussel. Aldaar ontmoette hij opnieuw zijn vroegere leermeester, die Frankrijk uitgezet was.
In hetzelfde Brussel ging de in 1806 in Gent geboren Felix De Vigne, na aanvankelijk onderricht gekregen te hebben van zijn vader Ignatius, bij Paelinck in de leer. We mogen aannemen dat hij zou zijn uitgegroeid tot een neoklassiek schilder (voor een voorbeeld klik hier), ware het niet dat de tijdsomstandigheden opnieuw roet in het eten kwamen gooien en in dit geval wél leidden tot een stijlwissel: met de Belgische revolutie werd de romantiek, ’the poetry of the effect’, als kunstrichting binnengehaald.
Bedaard romanticus
Reden hiertoe was dat de pas geïnstalleerde overheid van het nieuwe België alles in het werk stelde om het nieuwe land naar het buitenland toe bestaansrecht te geven en dat ging men in het verleden zoeken. Historici werden hierbij ingeschakeld om aan te tonen dat België eenvoudigweg altijd bestaan had en kunstenaars werd opgedragen dat ‘imaginaire’ verleden te verbeelden. Daar het neoclassicisme te veel herinnerde aan de twee vroegere heersers werd binnen de schilderkunst geopteerd voor de effectrijke romantiek. In Brussel en Antwerpen komt de ‘grand art’-romantiek tot ontwikkeling, in Gent echter niet. Reden hiertoe was dat de inwoners van deze stad nu eenmaal alles te danken hadden aan de Hollanders. Gent zal dan ook geruime tijd geboekstaafd blijven als een orangistisch nest. Pas nadat de Nederlandse regering in 1847 weigerde de Gentse orangisten verder geldelijk te steunen, legden ze zich neer bij het bestaan van de Belgische Staat en zullen al snel opgaan in de liberalen.
Dit alles is dan ook dé reden waarom de romantische schilderkunst van Felix De Vigne nooit is uitgegroeid tot de ‘grand art’-schilderkunst. Hij kwam uit Gent en behoorde tot die families die het gemaakt hadden onder Frans en Hollands bewind. Voeg hier nog aan toe dat hij een leerling was van de neoclassicus Paelinck, wat hoe dan ook eveneens zijn schilderkunstig gemoed moet getemperd hebben.
De bloemisterij van de familie Verschaffelt bestond reeds in 1825 en was een belangrijk centrum voor de Europese kweek van Camellia in de negentiende eeuw. De Verschaffelts specialiseerden zich in Camellia en dit resulteerde in de publicatie van Nouvelle Iconographie des Camellias (1848-1860). Het is een aanvulling op het boek van Lorenzo BerlèseIconographie du genre Camellia.
Andere bloemisten leden van de familie zijn :
Petrus-Antonius Verschaffelt (1764-1844)
Alexandrus-Jacobus Verschaffelt (1801-1850) eerste zoon van P-A Verschaffelt, vader van Ambrosius;
Ludovicus Verschaffelt (1806-1849) , tweede zoon van P-A Verschaffelt
Johannes Verschaffelt, (1811 -1884) derde zoon van P-A Verschaffelt
Jan Nuytens-Verschaffelt (1836-1880), aangenomen zoon van Johannes Verschaffelt.
Hij was de oudste zoon van Willem van Lalaing en Jeanne de Crequy in het graafschap Henegouwen. In de entourage van hertog Filips de Goede was hij rond 1440 een van de vermaardste tornooiridders. Hij nam geregeld deel aan wapenpassen. Heel Europa reisde hij af op zoek naar tegenstanders, maar niemand kon hem verslaan.
Jacques had drie broers: Jan die proost was van de Saint-Lambert-kathedraal in Luik, Philippe die een petekind was van Filips de Goede, en Antoine die door de Zwitsers werd gedood terwijl hij vocht voor de hertog van Bourgondië Karel de Stoute. Daarnaast had Jacques drie zussen: Yolande, die trouwde met Reinoud, heer van Brederode, Isabeau die trouwde met Pierre van Henin-Lietard Heer van Bossu en Grote Baron van Henegouwen, en Jeanne die trouwde met Philippe van Bourbon.
Jacques was de neef van Simon de Lalaing die admiraal van Vlaanderen was van 1436 tot 1462. Simon stond eveneens bekend om zijn militaire bekwaamheid als ridder en was tevens lid van de Orde van het Gulden Vlies.
Als kind was Jacques goed opgeleid en werd hij zowel in het Latijn als in het Frans bekwaam. Maar het was in militaire sporten dat hij het meest uitblonk. Op jonge leeftijd ging hij naar het hof van Filips de Goede om te dienen en uiteindelijk ridder te worden. In 1436 werd hij door de hertog van Bourgondië met 600 strijders naar Frankrijk gestuurd om de koning van Frankrijk te dienen onder het bevel van maarschalk Jean de Villiers de L’Isle-Adam.
Lalaing sneuvelde tijdens de Gentse Opstand bij de beschieting van het Kasteel van Poeke. Een kanonschot uit een vogelaer deed een deel van het schild waarachter hij toekeek afbreken, dat een stuk van zijn hoofd wegsloeg. Filips de Goede was zo gegriefd dat hij na de inname van het kasteel al wie zich in het kasteel bevond liet opknopen, behalve kinderen, pastoors en melaatsen.
Werk
Zijn roem en reputatie van ridderlijkheid strekte zo ver over Europa uit dat al tijdens zijn leven werken over hem verschenen. In het decennium na Lalaings dood werd Le livre des faits de Jacques de Lalaing geschreven, een biografie waar tal van prachtig verluchte manuscripten van bestaan.
Hij nam de leiding van de Gentse Liberale Associatie in handen, die onder leiding van zijn vader Constant de gemeenteraadsverkiezingen in 1854 had verloren. Vervolgens werd hij van 1857 tot 1881 burgemeester van Gent en van 1851 tot 1863 provincieraadslid van Oost-Vlaanderen. Bovendien volgde hij voor het arrondissement Gent een parlementaire loopbaan: van 1863 tot 1870 en van 1875 tot aan zijn dood was hij liberaal volksvertegenwoordiger en in 1874 was hij voor enkele maanden senator. Na zijn dood in februari 1882 werd hij in maart vervangen door liberaal Auguste Wagener als volksvertegenwoordiger.
Onder zijn burgemeesterschap werd het stadsonderwijs in Gent gevoelig uitgebreid en het Gentse Zuidkwartier heringericht. Er is in Gent een laan naar hem vernoemd, de Charles de Kerchovelaan, waar een gedenkzuil voor hem werd opgericht. De weg is een deel van de stadsring R40.
In 1870-1871 kocht hij de gronden van de voormalige Gentse citadel aan, die na de val van Napoleon Bonaparte werd afgebroken. Op deze gronden werd het Citadelpark aangelegd.
Zoals verschillende leden van de familie was hij voorzitter van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw- en Plantkunde.
Kerkhovenoorlog in Gent
Tot diep in de 19e eeuw had de Kerk een monopolistische greep op het begrafeniswezen via de kerkhoven. Maar de secularisatie nam toe net als de bevolkingsaantallen waardoor er nood was aan nieuwe begraafplaatsen. De Kerchove de Denterghem besliste op dat moment dat de nieuwe begraafplaatsen -die door een besluit van keizer Jozef II buiten de stad moesten liggen- katholieken, joden en protestanten samen mochten begraven worden. Dat betekende dat de nieuw aangelegde begraafplaats, de Westerbegraafplaats, niet meer in zijn geheel kon gewijd worden maar elk graf van een katholiek apart.
Dat stuitte op verzet van de Gentse bisschop Henri Bracq die een banvloek wilde uitspreken over iedere katholiek die zich daar toch zou laten begraven, maar de burgemeester week niet. Dat was aanleiding voor katholieken om zich op andere plaatsen te laten begraven. Vrome katholieken zagen zich genoodzaakt om uit te wijken naar kerkelijke begraafplaatsen buiten de stad, zoals in Sint-Amandsberg of Mariakerke. Dat maakte dat er jaarlijks honderden lijkstoeten vanuit de stad Gent vertrokken richting onder meer het kerkhof van Mariakerke. Pas na de Eerste Wereldoorlog kwam er een einde aan de twist, al bleven Sint-Amandsberg en Mariakerke voor veel katholieke Gentenaars tot een heel eind in de 20e eeuw de preferentiële begraafplaats. De Westerbegraafplaats hield er de naam Geuzenkerkhof aan over.[1]
Het mooie lenteweer – lente is 21 maart – staat voor de deur en dus lanceren wij in samenwerking met bikerepublic een e-bikes test festival op 18 en 19 maart in ’t Kuipke (Citadel Park Gent). We voorzien een indoor testbaan, zodat jij alle fietsen in alle rust en comfortabel kan uitproberen. Voor wie ter plekke zijn of haar hart verliest aan een fiets is er nog meer goed nieuws, want je profiteert tijdens onze Testivals ook nog eens van kortingen tot 500 euro.
Welke e-bike is het best geschikt voor dag dagelijkse ritten? Heb je echt een speedpedelec nodig voor jouw specifiek woon-werktraject? Waarmee moet je rekening houden als je een cargobike kiest? Wij staan klaar met antwoorden op al je vragen over e-bikes, zodat je door de bomen het bos blijft zien.
Maar uiteindelijk mogen we nog zoveel adviseren als we willen: een testrit geeft altijd de doorslag. Daarom bouwen we ook een indoor testparcours. Zo kan je die droomfiets van jou eens stevig aan de tand voelen.
Testival Bike Republic 18 – 19 maart 2023
Catalogus + antwoorden op alle vragen rond e-bikes
Dat is de catalogus waarin we een heel ruime greep uit de collectie e-bikes aan je voorstelt. Naast een pak nieuwe modellen, vind je er ook de toppers onder de e-bikes, speedpedelecs, cargobikes én sportieve elektrische fietsen in terug. Kortom: een boekje dat niet op je salontafel mag ontbreken wanneer je op zoek bent naar een nieuwe fiets!
Welke fietsen je er zal vinden vindt je hier in deze E-bike Gids
Fiets in de kijker: Ridley Kanzo
De gravelbike is de laatste jaren razend populair geworden en ook bij ons vind je een paar toppertjes in de collectie. De aluminium Kanzo A van Ridley is er zo eentje. De gravelspecifieke GRX-groepset van Shimano zorgt ervoor dat hij schakelt als een droom, de carbon voorvork biedt extra rijcomfort en het prijskaartje rond het stuur zal je aangenaam verrassen.
Twijfel je? Niet doen! Trek eropuit en ontdek de minder platge(t)reden paden in je buurt of ver weg met de Ridley Kanzo A gravelbike! Al onze Kanzo’s op een rij
WIN tickets voor de Peloton-toertochten
Wist je dat we dit voorjaar partner zijn van Peloton? Dat is de organisatie achter de toertochten van de Proximus Cycling Challenge en de Continental Classics Tour. Je vindt ons terug op volgende ritten:
Ename Classic: 4 maart – Oudenaarde
Reuzen van Vlaanderen: 11 maart – Brakel
Dwars door Vlaanderen: 18 maart – Waregem
Gent-Wevelgem Cyclo: 25 maart – Wevelgem
Scheldeprijs Cyclo: 8 april – Schoten
Brabantse Pijl Cyclo: 15 april – Heverlee
Ride Leuven: 15 augustus – Leuven
Super 8 Challenge : 16 september – Haacht
Via de Facebook- en Instagrampagina geeft Bike Republic trouwens de hele maand maart een pak duotickets weg voor de tochten van Peloton. Volg je ons nog niet? Dan is het nu hét geknipte moment om dat toch te beginnen doen 😉
Het wielervoorjaar is nu officieel op gang getrapt en om dat te vieren geven we deze week via onze Facebook- en Instagrampagina 20 ‘Koersboxen’ weg. Dat is een unieke bierbox die slechts in beperkte oplage beschikbaar is bij Colruyt, Okay en Spar.
De Koersbox is gevuld met 6 overheerlijke biertjes van wielerminnende brouwerijen én brouwerijen die langs het parcours van de Ronde van Vlaanderen en Luik-Bastenaken-Luik liggen.
Aanstaande zondag geeft Ensemble de organisatie die in het vroegere dierenaziel huist het startschot van zomeractiviteiten met enkele concerten, openhuis met koffietafel en een groepswandeling door het park.
Groepswandeling door het park start om 16uur aan het voormalige dierenaziel,
is 3,5 Km lang en duurt ongeveer 1 tot anderhalf uur.
Je kan deze parkwandeling downloaden op jouw smartphone met de gratis Wikiloc app.